Dag 28

- Elohim spreek uit Elokim is een gebruikelijke naam voor God in the Hebreeuwse Bijbel.
- Hashem betekent letterlijk: "De Naam" en is een vervangende term voor de Almachtige zodat wij niet riskeren Gods naam ijdel te gebruiken.
Psalm 135
- Halleluja. Looft de naam van Hashem, looft, knechten van Hashem,
- die staan in het huis van Hashem, in de voorhoven van het huis van onze Elokim.
- Looft Hashem, want Hashem is goed, zingt voor zijn naam, want die is aangenaam,
- want Hashem heeft Jacob uitverkoren, Israël tot zijn eigendom.
- Want ik weet dat Hashem groot is en onze Hashem boven alle goden is.
- Alles wat Hashem wil doet Hij, in de hemel en op de aarde, in de wateren en al de diepten;
- Hij doet de wolken opstijgen van de einden der aarde, die de bliksem maakt met de regen, Hij doet de wind uitgaan uit zijn schatkamers.
- Die de eerstgeborenen sloeg in Egypte, van mens tot dier;
- en zijn tekenen en wonderen zond in het midden van Egypte, over farao en al zijn knechten;
- die vele volkeren sloeg en machtige koningen doodde:
- Sichon de koning van de Amorieten en Og, koning van Bashan, en alle koningen van Kanaän;
- en hun land gaf tot een erfelijk bezit, tot een erfdeel voor Israël, zijn volk.
- Hashem, uw naam is voor eeuwig, uw gedachtenis Hashem is van geslacht tot geslacht.
- Want Hashem zal rechtspreken over zijn volk, en over zijn knechten zal Hij zich ontfermen.
- De afgoden van de volkeren zijn zilver en goud, en door mensenhanden gemaakt.
- Zij hebben een mond maar spreken niet, zij hebben ogen maar zien niet.
- Zij hebben oren maar horen niet, en ook is er geen adem in hun mond.
- Zoals zij zullen hun makers worden, allen die op hen vertrouwen.
- Huis van Israël, zegent Hashem, huis van Aaron, zegent Hashem,
- huis van Levi, zegent Hashem, wie Hashem vreest, zegent Hashem.
- Zegent Hashem uit Sion, Hij, die woont in Jeruzalem. Halleluja!
Psalm 136
- Dankt Hashem, want Hij is goed, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Dankt de Elokim van de hemelse machten, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Dankt Hashem van de heren, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Hij, alleen die grote wonderen doet, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Hij die de hemelen maakte met verstand, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die de aarde op de wateren uitspreidde, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die de grote lichten gemaakt heeft, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- De zon om te heersen over de dag, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- De maan en de sterren om te heersen over de nacht, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die Egypte sloeg in zijn eerstgeborenen, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die Israël uit hun midden leidde, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Met een sterke hand en een uitgestrekte arm, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die de Rietzee in tweeën spleet, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- En Israël er middendoor liet trekken, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die de farao en zijn leger in de Rietzee dreef, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die zijn volk in de woestijn leidde, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die grote koningen sloeg, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die machtige koningen ombracht, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Sichon, de koning van de Amorieten, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- En Og, koning van Bashan, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- En hun land ten erfdeel gaf, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Een erfenis voor Israël zijn knecht, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die ons in onze nederigheid gedacht, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die ons van onze vijanden bevrijdde, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Die voedsel gaf aan alle vlees, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
- Dankt de Elokim van de hemel, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
Psalm 137
- Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, wanneer wij aan Sion dachten.
- Aan de wilgen in hun midden hingen wij onze harpen;
- want daar vroegen zij, die ons gevangen namen, van ons woorden van een lied en zij die ons mishandelden, vreugdebetoon: zingt voor ons een lied van Sion.
- Hoe zouden wij het lied van Hashem zingen op vreemde grond?
- Als ik jou vergeet Jeruzalem, moge mijn rechterhand [haar vaardigheden] vergeten;
- laat mijn tong kleven aan mijn gehemelte, wanneer ik jou niet gedenk, wanneer ik Jeruzalem niet verhef tot mijn hoogste vreugde.
- Herinner, Hashem, de kinderen van Edom, de dag van Jeruzalem; zij die zeiden: breekt af, breekt af tot op het fundament!
- Jij, dochter van Babel, die bestemd is te worden verwoest, gelukkig hij, die jou zal vergelden wat je ons hebt gedaan;
- gelukkig is hij, die jouw kinderen zal grijpen en vernietigen tegen de rots.
Psalm 138
- Van David. Ik loof U met heel mijn hart, in de tegenwoordigheid van de goden zal ik voor U zingen.
- Ik zal mij neerbuigen in de richting van uw heilige tempel en uw naam loven om uw goedertierenheid en trouw, want U hebt uw naam boven alles groot gemaakt door uw woord.
- Op de dag dat ik riep, antwoordde U mij, en U hebt mijn ziel met kracht vervuld.
- Al de koningen van de aarde zullen Hashem loven, want zij hoorden de woorden van uw mond;
- en zij zullen zingen van de wegen van Hashem, want groot is de eer van Hashem.
- Verheven is Hashem, en Hij ziet neer op de nederige maar de hoogmoedige kent hij van verre.
- Wanneer ik zal gaan te midden van ellende, houdt U mij in leven; tegen de toorn van mijn vijanden strekt U uw hand uit, en uw rechterhand verlost mij.
- Terwille van mij zal Hashem het voleindigen. Hashem, uw goedheid duurt eeuwig. Het werk van uw handen zult U niet in de steek laten.
Psalm 139
- Voor de dirigent. Een psalm van David. Hashem doorziet en kent mij;
- U kent mijn zitten en mijn opstaan, U verstaat mijn gedachten van verre;
- U neemt de maat van mijn gaan en mijn liggen en al mijn wegen zijn U bekend.
- Want zie er is geen woord op mijn tong, Hashem, U weet alles;
- U omsingelt mij van achteren en van voren en legt uw hand op mij.
- Het weten is te wonderbaar voor mij, onbereikbaar, ik kan er niet bij.
- Waar zal ik heengaan voor uw geest, en waar zal ik voor uw aangezicht heen vluchten?
- Als ik opklim naar de hemel [dan] bent U daar, maakte ik van het dodenrijk mijn bed, U bent daar;
- nam ik vleugelen van de dageraad, ging ik wonen aan de verste zee,
- ook daar zal uw hand mij leiden, en uw rechterhand zal mij vasthouden.
- Zeg ik: duisternis zal mij bedekken, dan is de nacht een licht rondom mij;
- ook duisternis wordt niet duister bij U, en de nacht is licht als de dag, duisternis en licht zijn hetzelfde.
- U vormde mijn nieren, U hebt mij in de schoot van mijn moeder geweven.
- Ik loof U, omdat ik ontzagwekkend wonderbaar gemaakt ben, wonderbaar zijn uw werken, mijn ziel weet dat zeer wel.
- Mijn gebeente was niet verborgen voor U, toen ik in het verborgene gemaakt werd, gevormd in de diepste lagen van de aarde;
- uw ogen zagen mijn vormloos begin; in uw boek waren ze allen opgeschreven, de dagen die gevormd zouden worden, toen nog geen daarvan bestond.
- Hoe kostbaar zijn mij uw gedachten, Elokim, hoe talrijk zijn deze.
- Zou ik ze tellen, ze zijn talrijker dan zand; wanneer ik wakker word, ben ik nog bij U.
- O Elokim, dat U de goddelozen zult doden, en bloedbeluste mannen wijkt van mij,
- zij, die verraderlijk tot U spreken - uw vijanden - verheffen zich zonder oorzaak.
- Zal ik niet haten, die U haten, Hashem, en niet verafschuwen, die tegen U opstaan.
- Met extreme haat haat ik hen, tot vijanden zijn zij mij.
- Onderzoek mij, Elokim, en ken mijn hart, test mij en ken mijn gedachten;
- en zie, of bij mij een weg van afgoderij is, en leid mij op de eeuwige weg.