BSD

Dag 27

     psalms
  • Elohim spreek uit Elokim is een gebruikelijke naam voor God in the Hebreeuwse Bijbel.
  • Hashem betekent letterlijk: "De Naam" en is een vervangende term voor de Almachtige zodat wij niet riskeren Gods naam ijdel te gebruiken.
Psalm 120:1: Een lied om op te gaan. "Er waren vijftien treden van de trap die leidde van de lagere naar de hogere Binnenplaats van de Tempel. De Psalmen 120-134, de vijftien psalmen om op te gaan, corresponderen met deze treden. Met Sukkot, wanneer een processie, water voor de dienst naar de Tempel bracht, voerden de Levieten, zangers en musici, bij elke trede één van deze psalmen uit.

Psalm 124: 4. Wadi. Dit is een lege rivierbedding die in de regentijd tot een woeste en kolkende stroom kan worden.

Psalm 120

  1. Een lied om op te gaan. In mijn ellende riep ik tot Hashem en Hij antwoordde mij.
  2. Hashem, red mijn ziel van leugenlippen en van een bedrieglijke tong.
  3. Wat zal de bedrieglijke tong jou geven en jou toevoegen?
  4. Zij zijn als scherpe pijlen van een held, als gloeiende kolen van brem.
  5. Wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, ik woon bij de tenten van Kedar.
  6. Te lang heeft mijn ziel gewoond bij hen die de vrede haten;
  7. ik ben vrede, wanneer ik spreek, zijn zij uit op strijd.

Psalm 121

  1. Een lied om op te gaan. Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar komt mijn hulp?
  2. Mijn hulp is van Hashem, die hemel en aarde gemaakt heeft.
  3. Hij zal niet toestaan, dat je voet struikelt, en je bewaarder zal niet sluimeren.
  4. Zie, de bewaarder Israëls sluimert noch slaapt.
  5. Hashem is je behoeder, Hashem is je schaduw aan je rechterhand.
  6. Bij dag zal de zon niet steken, noch de maan bij nacht.
  7. Hashem behoedt je voor al het kwaad, hij zal je ziel behoeden.
  8. Hashem zal je uitgang en je ingang bewaren van nu aan tot in eeuwigheid.

Psalm 122

  1. Een lied om op te gaan. Van David. Ik heb mij verheugd, toen men mij zei: laten wij naar het huis van Hashem gaan.
  2. Onze voeten zullen staan en zijn in je poorten, Jeruzalem.
  3. Jeruzalem is gebouwd als een stad, die wel samengevoegd is;
  4. want daar gaan de stammen op, de stammen van Hashem. Een getuigenis voor Israël is het, om de naam van Hashem te danken.
  5. Want daar verblijven de zetels van het recht, de zetels van het huis van David.
  6. Wenst Jeruzalem vrede toe: die jou liefhebben zullen vrede en rust genieten;
  7. vrede zij binnen je muur en rust in je paleizen.
  8. Om mijn broeders en mijn vrienden wil ik zeggen: vrede zij in jou;
  9. om het huis van Hashem, Elokim, wil ik het goede voor je zoeken.

Psalm 123

  1. Een lied om op te gaan. Ik hef mijn ogen op tot U, die in de hemel woont.
  2. Zie, zoals de ogen van dienstknechten zijn op de hand van hun heren, zoals de ogen van een dienstmaagd zijn op de hand van haar vrouw des huizes, zo zijn onze ogen op Hashem, Elokim, totdat Hij ons genadig is.
  3. Wees ons genadig, Hashem, wees ons genadig, want wij zijn meer dan verzadigd van verachting;
  4. onze ziel is meer dan verzadigd van de spot van de overmoedigen, en de verachting van de trotsen.

Psalm 124

  1. Een lied om op te gaan. Van David. Als Hashem niet met ons was, zo zegt Israël:
  2. Als Hashem niet met ons was, toen mensen tegen ons opstonden,
  3. zo niet dan zouden ze ons levend hebben verslonden, wanneer hun toorn over ons ontbrandde;
  4. zo niet dan hadden wateren ons overstroomd, een wadi was over ons heen gegaan;
  5. zo niet dan waren wilde wateren over onze zielen gegaan.
  6. Gezegend zij Hashem, die ons niet gaf als prooi voor hun tanden!
  7. Onze zielen zijn ontsnapt als een vogel aan de strik van de vogelvangers; de strik brak, en wij ontsnapten.
  8. Onze hulp is in de naam van Hashem, die hemel en aarde maakte.

Psalm 125

  1. Een lied om op te gaan. Die op Hashem vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar eeuwig blijft.
  2. Rondom Jeruzalem zijn bergen; zo is Hashem rondom zijn volk, van nu tot in eeuwigheid.
  3. Want de stok van de goddeloosheid zal niet rusten op wat de rechtvaardigen toekomt, zodat de rechtvaardigen hun hand niet uitstrekken naar onrecht.
  4. Hashem, doe goed aan de goeden en aan de oprechten van hart,
  5. zij die neigen tot kromme wegen, zal Hashem verdrijven met de kwaaddoeners. Vrede zij over Israël.

Psalm 126

  1. Een lied om op te gaan. Als Hashem de gevangenen van Sion doet weerkeren, zullen wij zijn als zij die dromen.
  2. Dan zal onze mond gevuld zijn met een lach en onze tongen zullen jubelend zingen. Dan zullen de volkeren zeggen: Hashem heeft grote dingen aan hen gedaan!
  3. Hashem heeft grote dingen aan ons gedaan, wij waren verheugd.
  4. Hashem, wend onze gevangenschap als beken in het zuiderland.
  5. Die met tranen zaaien, zullen met gejuich oogsten.
  6. Hij gaat voort en weent, draagt de zaadbuidel, maar komt met gejuich, dragende zijn schoven.

Psalm 127

  1. Een lied om op te gaan. Voor Salomo. Als Hashem het huis niet zal bouwen, tevergeefs werken de bouwers eraan; wanneer Hashem de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.
  2. Het is tevergeefs voor hem, die vroeg opstaat en die laat opzit, die zijn moeizaam verworven brood eet, want Hij geeft het zijn beminden in de slaap.
  3. Zie, kinderen zijn een erfdeel van Hashem, een beloning is de vrucht van de schoot.
  4. Als de pijlen in de hand van een held, zo zijn de zonen der jeugd.
  5. Gelukkig de man die zijn pijlkoker daarmee gevuld heeft. Zij worden niet beschaamd wanneer zij spreken met hun vijanden in de poort.

Psalm 128

  1. Een lied om op te gaan. Gelukkig is ieder die Hashem vreest en in Zijn wegen gaat,
  2. wanneer je eet van de opbrengst van je handen, zul je gelukkig zijn en gaat het je goed.
  3. Je vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok binnen je huis, en je zonen als olijfscheuten om je tafel.
  4. Zie, hoe een man wordt gezegend, die Hashem vreest.
  5. Hashem zal je zegenen vanuit Sion, en je zult al je levensdagen het goede zien uit Jeruzalem,
  6. en je zult de zonen van je zonen zien. Vrede over Israël.

Psalm 129

  1. Een lied om op te gaan. Zij hebben mij ten zeerste benauwd van mijn jeugd aan, – zegt nu Israël –
  2. zij hebben mij ten zeerste benauwd vanaf mijn jeugd, maar zij hebben mij niet overmeesterd.
  3. Ploegers ploegden op mijn rug, en hebben hun voren lang gemaakt.
  4. Hashem, die rechtvaardig is, heeft het koord van de goddelozen in stukken gehakt.
  5. Dat zij zich zullen schamen en terugkeren, allen die Sion haten;
  6. ach, dat zij zullen zijn als gras op de daken, verdroogd voordat het wordt uitgetrokken,
  7. waarmee de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;
  8. de voorbijgangers zullen niet zeggen: de zegen van Hashem is met jullie, wij zegenen jullie in de naam van Hashem.

Psalm 130

  1. Een lied om op te gaan. Uit de diepten roep ik U, Hashem.
  2. Hashem, hoor mijn stem; laat uw oren opmerkzaam zijn op mijn luide smeken.
  3. Wanneer Hashem, Hashem, zonden in gedachten houdt, wie zal bestaan?
  4. Want bij U is vergeving, zodat U wordt gevreesd.
  5. Ik wacht op Hashem, mijn ziel wacht; en ik hoop op zijn woord;
  6. mijn ziel wacht op Hashem, meer dan wachters op de morgen, wachters op de morgen.
  7. Israël hoop op Hashem, want bij Hashem is de genade en bij Hem is veel verlossing;
  8. en Hij zal Israël verlossen van al zijn zonden.

Psalm 131

  1. Een lied om op te gaan. Van David. Hashem, mijn hart is niet hoogmoedig, mijn ogen zijn niet trots; ik wandel niet in de dingen die te groot en te wonderbaar voor mij zijn.
  2. Wanneer ik mijn ziel niet tot rust en stilte breng, ben ik als een gespeend kind bij zijn moeder; als een gespeend kind is mijn ziel in mij.
  3. Israël hoop op Hashem van nu tot in eeuwigheid.

Psalm 132

  1. Een lied om op te gaan. Hashem, gedenk aan David, al zijn moeiten;
  2. die zwoer aan Hashem, en een gelofte aflegde aan de machtige Jacobs:
  3. Of ik nu kom in de tent van mijn huis of dat ik op mijn opgemaakt bed ga liggen,
  4. voorwaar ik zal mijn ogen geen slaap gunnen, noch sluimer aan mijn oogleden,
  5. tot ik de plaats voor Hashem heb gevonden, een tempel voor de machtige Jacobs.
  6. Zie, wij horen ervan in Efrata en vonden het in het veld van het bos.
  7. Wij zullen komen naar zijn tempel, en wij zullen ons neerbuigen voor de voetbank van zijn voeten.
  8. Sta op, Hashem, naar uw rustplaats, de ark van uw kracht.
  9. Uw priesters zullen zich bekleden met gerechtigheid, uw vromen zullen jubelend zingen!
  10. Om wille van uw knecht David, wend het gezicht niet af van uw gezalfde.
  11. Hashem heeft een eed gezworen aan David, waarop Hij niet terugkomt. Ik zal een nakomeling zetten op je troon.
  12. Wanneer je zonen mijn verbond en getuigenissen zullen bewaren, die Ik hen zal onderwijzen, dan zullen ook hun zonen eeuwig op je troon zitten.
  13. Want Hashem heeft Sion gekozen, Hij heeft het tot zijn woning begeerd:
  14. Dit is voor eeuwig mijn rustplaats, hier zal Ik wonen, want haar heb Ik begeerd.
  15. Haar voedsel zal Ik uitermate zegenen, en haar armen zal Ik verzadigen met brood,
  16. haar priesters zal Ik bekleden met heil, en haar vromen zullen altijd jubelend zingen.
  17. Daar zal Ik een hoorn voor David doen uitspruiten, Ik zal een licht voor mijn gezalfde bereiden;
  18. zijn vijanden zal Ik met schaamte bekleden, maar op hem zal zijn kroon blinken.

Psalm 133

  1. Een lied om op te gaan. Van David. Zie, hoe goed en aangenaam het is, dat broeders tezamen wonen.
  2. Als de kostelijke olie op het hoofd, die neerdaalt op de baard, de baard van Aaron, die neerdaalt op zijn klederen.
  3. Zoals de dauw van de Hermon, die neerdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebied Hashem de zegen, leven tot in eeuwigheid.

Psalm 134

  1. Een lied om op te gaan. Zie, zegent, Hashem, al de knechten van Hashem, die 's nacht staan in het huis van Hashem,
  2. heft jullie handen op in het heiligdom en zegent Hashem.
  3. Hashem, die hemel en aarde maakte, zegent je uit Sion.

Malben - Studiecentrum voor Noachieten uit de vier windhoeken.