Dag 23

- Elohim spreek uit Elokim is een gebruikelijke naam voor God in the Hebreeuwse Bijbel.
- Hashem betekent letterlijk: "De Naam" en is een vervangende term voor de Almachtige zodat wij niet riskeren Gods naam ijdel te gebruiken.
Psalm 108
- Een lied. Een psalm van David.
- Mijn hart is gerust, Elokim, ik zal zingen en ik zal prijzen, zelfs met mijn ziel.
- Waak op, harp en citer, ik wil het morgenrood wekken.
- Ik zal U danken, Hashem, onder de volkeren en ik zal U prijzen onder de natiën,
- want hemelhoog is uw goedertierenheid, en zover de wolken reiken uw waarheid.
- Verhef U, boven de hemel, Elokim, en over heel de aarde zij uw eer.
- Zodat uw geliefden gered worden, bevrijd door uw rechterhand en antwoord mij.
- Elokim heeft gesproken in zijn heerlijkheid. Ik zal juichen, ik zal Sichem verdelen en het dal van Sukkot uitmeten.
- Van mij is Gilead en van mij is Manasse, en Ephraim is mijn helm, terwijl Juda mijn heersersstaf is;
- Moab is mijn wasbekken en op Edom werp ik mijn schoen, over Filistea zal ik juichen.
- Wie zal mij brengen naar de versterkte stad, wie zal mij leiden naar Edom?
- Bent U het niet, Elokim, die ons verworpen heeft, en niet uitgetrokken bent met onze legerscharen?
- Geef ons hulp tegen de vijand, want hulp van mensen is tevergeefs.
- Met Elokim zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze vijanden vertrappen.
Psalm 109
- Voor de dirigent. Een psalm van David. Elokim van mijn prijzen, zwijg niet,
- want de mond van de goddeloze en de mond van de bedrieger hebben zich geopend tegen mij, zij spreken tegen mij met een leugentong,
- en met woorden van haat omringen zij mij en bestrijden mij zonder oorzaak;
- in ruil voor mijn liefde beschuldigen zij mij, maar ik ben gebed;
- zij laden kwaad op mij in ruil voor goed, en haat in ruil voor mijn liefde.
- Stel een goddeloze aan over hem, en een aanklager zal staan aan zijn rechterhand;
- wanneer hij berecht is, moge hij als veroordeelde uitgaan, moge zijn gebed tot zonde zijn;
- mogen zijn dagen weinig zijn en moge een ander zijn ambt bekleden,
- mogen zijn kinderen wezen worden en zijn vrouw weduwe,
- mogen zijn kinderen overal rondzwerven en bedelen, en mogen zij zoeken in hun puinhopen.
- Moge de schuldeiser al wat hij heeft in beslag nemen, mogen vreemden zijn vermogen plunderen;
- moge hij niemand hebben die hem liefde bewijst, en moge niemand zich ontfermen over zijn wezen;
- moge zijn nageslacht uitgeroeid worden, moge in het volgende geslacht hun naam worden uitgewist.
- Moge de ongerechtigheid van zijn vaderen bij Hashem in herinnering blijven, en de zonde van zijn moeder niet worden uitgewist;
- mogen zij altijd voor Hashem zijn, en moge hun gedachtenis van de aarde worden uitgeroeid;
- omdat hij er niet aan dacht liefde te bewijzen, maar hij achtervolgde de ellendige en arme en de gebrokene van hart om hen te doden.
- En de vloek had hij lief - moge die over hem komen; en hij verlangde de zegen niet – en mag die van hem verwijderd worden;
- en hij bekleedde zich met een vloek als met een gewaad – en het kome als water in zijn binnenste en als olie in zijn gebeente;
- moge het voor hem zijn als een kleed waarin hij zich hult, en een gordel die hij steeds draagt.
- Moge dit alles het loon van Hashem zijn voor mijn tegenstanders, en voor hen die kwaad van mij spreken.
- Maar U, Hashem Hashem, doe met mij terwille van uw naam, want goed is uw liefde, red mij;
- want ik ben arm en ellendig, en mijn hart is doorboord in mijn binnenste;
- als een schaduw die zich verlengt, ga ik heen, als een sprinkhaan word ik afgeschud;
- mijn knieën knikken van het vasten, en mijn vlees is mager zonder vet,
- en ik ben tot schande voor hen geworden; wanneer zij mij zien, schudden zij hun hoofd.
- Help mij, Hashem, mijn Elokim, red mij door uw goedertierenheid,
- laat hen het weten, dat dit uw hand is, dat U, Hashem, het gedaan hebt.
- Vloeken zij - U zult zegenen; staan zij op - zij zullen te schande worden, en uw knecht zal zich verheugen.
- Mogen mijn tegenstanders zich bekleden met smaad, mogen zij zich omhullen in hun schande als in een mantel.
- Ik zal Hashem met luide stem danken en Hem prijzen te midden van velen;
- want Hij staat aan de rechterhand van de arme, om hem te redden van wie hem veroordelen.
Psalm 110
- Betreffende David. Een psalm. Het woord van Hashem tot mijn heer: zet je aan mijn rechterhand, totdat ik je vijanden gelegd heb tot een voetbank voor je voeten.
- Hashem strekt je scepter uit vanuit Sion: heers te midden van je vijanden.
- Je volk is één en al gewilligheid op de dag van je veldtocht, in koninklijke kledij, uit de schoot van de dageraad komt voor jou op de dauw van je jonge mannen.
- Hashem heeft gezworen en het spijt Hem niet: jij bent priester voor eeuwig en op de manier van een rechtvaardig koning.
- Hashem is aan je rechterhand. Hij verplettert koningen op de dag van zijn toorn;
- Hij zal rechtspreken over natiën, [een slachtveld] vol met lijken. Hij verplettert het hoofd van het machtige land.
- Hij [David] zal drinken uit de rivier langs de weg: daarom zal hij trots zijn hoofd opheffen.
Psalm 111
- Halleluja. Ik zal Hashem danken met heel mijn hart, in de raad van de oprechten en de gemeente.
- Groot zijn de daden van Hashem, waard te onderzoeken door allen die daar plezier aan hebben.
- Majesteit en glorie zijn zijn werk, en zijn gerechtigheid houdt eeuwig stand.
- Hij maakte een gedenkteken voor zijn wonderen; genadig en barmhartig is Hashem.
- Hij gaf voedsel aan hen, die Hem vrezen, en gedenkt voor eeuwig zijn verbond.
- Hij verkondigde zijn krachtige daden aan zijn volk om hen de erfenis van de natiën te geven.
- De werken van zijn handen zijn waarheid en recht, al zijn voorschriften zijn betrouwbaar,
- zij zijn onwrikbaar voor altijd en eeuwig, en tot stand gebracht in waarheid en oprechtheid.
- Hij zendt zijn volk verlossing, voor eeuwig verordent Hij zijn verbond, heilig en gevreesd is zijn naam.
- De vreze van Hashem is het begin van de wijsheid, een goed inzicht hebben allen die ze nakomen. Zijn lof houdt voor eeuwig stand.
Psalm 112
- Halleluja. Gelukkig de man, die Hashem vreest, die groot plezier heeft aan het doen van zijn geboden.
- Zijn nageslacht zal machtig zijn op aarde, een oprecht geslacht zal gezegend zijn;
- overvloed en rijkdom zijn in zijn huis, en zijn gerechtigheid houdt voor eeuwig stand.
- Voor de oprechten schijnt het licht in de duisternis, Hij is genadig, barmhartig en rechtvaardig.
- Goed is de man die genadig is en uitleent, die zijn zaken recht bestuurt;
- want hij zal voor eeuwig niet wankelen, tot eeuwige gedachtenis zal een rechtvaardige zijn.
- Voor een kwaad gerucht zal hij niet vrezen, zijn hart is onversaagd, vertrouwend op Hashem;
- zijn hart is standvastig, hij zal niet vrezen, terwijl hij met vreugde op zijn vijanden ziet.
- Hij deelt uit, geeft aan de armen, zijn gerechtigheid duurt eeuwig, zijn hoorn verheft zich in ere.
- De goddeloze ziet het en ergert zich, hij knarst zijn tanden en wordt verteerd; de begeerte van de goddelozen gaat te gronde.