Dag 22

- Elohim spreek uit Elokim is een gebruikelijke naam voor God in the Hebreeuwse Bijbel.
- Hashem betekent letterlijk: "De Naam" en is een vervangende term voor de Almachtige zodat wij niet riskeren Gods naam ijdel te gebruiken.
Psalm 106
- Halleluja. Dankt Hashem, want Hij is goed, want zijn liefde is eeuwig.
- Wie kan de grote daden van Hashem verklaren? Wie kan al zijn lof doen horen?
- Gelukkig zijn zij die zich houden aan het recht en altijd gerechtigheid doen.
- Gedenk mij, Hashem, wanneer U genade bewijst aan ons volk, bewijs mij uw hulp,
- om het goede voor uw uitverkorenen te zien, om mij te verheugen in de vreugde van uw volk, en mij te beroemen met uw erfdeel.
- Wij hebben gezondigd, evenals onze vaderen, wij hebben verkeerd gedaan. en goddeloos gehandeld.
- Onze vaderen in Egypte sloegen geen acht op uw wonderen, zij dachten niet aan uw grote liefde, zij waren weerspannig bij de zee, bij de Rietzee.
- Maar Hij redde hen ter wille van zijn naam, om zijn macht bekend te maken.
- Hij bedreigde de Rietzee, en zij verdroogde, en liet hen gaan door de waterdiepten als door een woestijn.
- Hij redde hen uit de hand van de hater en Hij verloste hen uit de hand van de vijand;
- want het water bedekte hun tegenstanders, niet één van hen bleef over.
- Toen geloofden zij zijn woorden, en zongen zijn lof.
- Spoedig vergaten zij zijn daden, zij wachtten niet op zijn raad;
- zij werden door lust bevangen in de woestijn en zij beproefden Elokim in de wildernis.
- Hij gaf hen wat zij vroegen, maar Hij zond zoveel zodat ze stierven.
- En zij waren jaloers op Mozes in de legerplaats, en op Aaron, de heilige van Hashem.
- De aarde opende zich en verzwolg Datan en bedekte de bende van Abiram.
- Een vuur ontbrandde onder hun bende en een vuur verbrandde de goddelozen.
- Zij maakten een kalf in Horeb en bogen zich neer voor een gegoten beeld;
- zij verruilden hun eer voor een beeld van een rund, dat gras eet.
- Zij vergaten Elokim, hun redder, Hij die grote dingen in Egypte deed,
- wonderen in het land van Cham en geduchte daden bij de Rietzee.
- En Hij zei hen te vernietigen, indien Mozes, zijn uitverkorene, niet voor Hem had gestaan, om zijn toorn af te wenden, zodat Hij hen niet verdierf.
- En zij verachtten het beloofde land, en geloofden niet in zijn woord;
- en zij morden in hun tenten, en hoorden niet naar de stem van Hashem.
- Toen hief Hij zijn hand op tegen hen om hen neer te slaan in de woestijn,
- en om hun nakroost onder de volkeren neer te vellen, en hen te verstrooien over de landen.
- Toen verbonden zij zich aan Baäl Peor en aten dodenoffers,
- zij tergden Hem door hun daden, zodat er een plaag onder hen uitbrak.
- Maar Pinchas stond op, hield gericht toen werd de plaag afgewend.
- En het werd hem tot gerechtigheid gerekend, van geslacht tot geslacht, voor altijd.
- En zij vertoornden Hem bij de wateren van Meriba, en het verging Mozes slecht ter wille van hen,
- want zij waren weerspannig tegen zijn geest en hij sprak onbezonnen met zijn lippen.
- Zij vernietigden de volkeren niet, zoals Hashem hen gezegd had;
- zij vermengden zich met de natiën en leerden hun daden,
- en zij dienden hun afgoden, en die werden voor hen tot een valstrik,
- en zij offerden hun zonen en hun dochters aan de boze geesten;
- en zij vergoten onschuldig bloed, bloed van hun zonen en dochters, die zij offerden aan de afgoden van Kanaän, zodat het land door bloedschuld werd ontwijd.
- En zij verontreinigden zich door hun werken, en hoereerden door hun daden.
- Toen ontbrandde de toorn van Hashem tegen zijn volk, en verafschuwde Hij zijn erfdeel;
- en gaf hen in de macht van de natiën, en hun haters heersten over hen;
- en de vijanden verdrukten hen, en zij werden vernederd onder hun macht.
- Vele malen redde Hij hen, maar zij waren weerspannig in hun ongehoorzaamheid, en zonken weg in hun ongerechtigheid.
- En Hij zag hen in hun benauwdheid, toen Hij hun gejammer hoorde,
- herinnerde Hij zich zijn verbond met hen, en troostte hen met zijn grote liefde.
- Dan deed Hij hen barmhartigheid vinden bij allen die hen gevangen hadden genomen.
- Red ons, Hashem, onze Elokim, en verzamel ons uit de natiën, om uw heilige naam te danken, om te roemen in uw lof.
- Gezegend is Hashem, de Elokim van Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Al het volk zegge amen. Halleluja.
Psalm 107
- Dankt Hashem, want Hij is goed, want zijn liefde is eeuwig.
- Laat de verlosten van Hashem zo spreken, zij die verlost zijn uit de hand van de vijand,
- en die uit de landen verzameld zijn, uit het oosten, uit het westen en uit het noorden en van de zee.
- Zij die dwaalden in de woestijn, op een eenzame weg, een stad om te wonen vonden zij niet;
- zij waren hongerig en dorstig, hun ziel versmachtte in hen.
- Toen riepen zij tot Hashem in hun nood, en Hij redde hen uit hun angsten;
- en Hij leidde hen op een effen weg om te gaan naar een stad om te wonen.
- Laten zij Hashem danken voor zijn goedheid en voor zijn wonderen aan de mensenkinderen,
- want Hij verzadigde de dorstige ziel en vulde de hongerige ziel met het goede.
- Zij zaten in duisternis en donkerheid, zij waren gevangen in ellende en ijzer.
- Want zij waren weerspannig tegen de woorden van Elokim en versmaadden de raad van de Allerhoogste,
- en Hij vernederde hun hart door moeiten, zij struikelden en er was geen helper.
- Toen riepen zij tot Hashem in hun nood en Hij redde hen uit hun angsten;
- en Hij voerde hen uit duisternis en donkerheid en verbrak hun banden.
- Laten zij Hashem danken voor zijn goedheid en voor zijn wonderen aan de mensenkinderen,
- want Hij verbrak de koperen deuren en verbrak de ijzeren grendels.
- De dwazen die, vanwege hun zondige wandel en ongerechtigheden, werden gepijnigd;
- hun ziel verafschuwde al het voedsel en zij waren de poorten van de dood nabij.
- Toen riepen zij tot Hashem in hun nood en Hij redde hen uit hun angsten;
- Hij zond zijn woord en Hij genas hen en deed hen aan het graf ontkomen.
- Laten zij Hashem danken voor zijn goedheid en voor zijn wonderen aan de mensenkinderen;
- dat zij dankoffers offeren en zijn werken met gejubel vertellen.
- Zij, die met schepen de zee bevoeren en handel dreven op de grote wateren.
- Zij zagen de werken van Hashem en zijn wonderen in de diepte.
- Hij sprak en deed een stormwind opsteken, die haar golven ophief;
- zij rezen ten hemel, zij zonken neer in de diepten, hun ziel verging van ellende;
- zij tuimelden en wankelden als een dronkaard, en al hun wijsheid werd verzwolgen.
- Toen riepen zij tot Hashem in hun nood en Hij redde hen uit hun angsten;
- Hij stond op om de storm het zwijgen op te leggen, zodat de golven zwegen.
- Zij verheugden zich, omdat ze tot rust gekomen waren, en Hij leidde hen naar de haven van hun wens.
- Laten zij Hashem danken voor zijn goedheid en voor zijn wonderen aan de mensenkinderen;
- dat zij Hem verhogen in de gemeente van het volk, en Hem loven in de raad der oudsten.
- Hij maakte rivieren tot een woestijn en waterbronnen tot een dorstig land;
- en vruchtbaar land tot zoute grond wegens de boosheid van die daar wonen;
- Hij maakte de woestijn tot een waterrijk moeras en droog land tot waterbronnen.
- Daar doet Hij de hongerigen wonen, zij vestigen zich in een stad om erin te wonen,
- zij bezaaiden akkers en zij plantten wijngaarden, die vrucht als opbrengst opleverden.
- Hij zegende hen, en zij werden zeer talrijk en hun vee liet Hij niet verminderen.
- Dan verminderen zij, zinken weg door de druk van kwaad en moeite.
- Hij giet schande uit over de edelen en doet hen ronddolen in een ongebaande wildernis.
- En Hij beschermt de arme voor ellende en maakt geslachten [talrijk] als een kudde.
- De oprechten zullen het zien en zich verheugen, en al het onrecht sluit haar mond.
- Wie wijs is lette op deze dingen, en zij zullen de liefde van Hashem bemerken.