BSD

Dag 2

     psalms
  • Elohim spreek uit Elokim is een gebruikelijke naam voor God in the Hebreeuwse Bijbel.
  • Hashem betekent letterlijk: "De Naam" en is een vervangende term voor de Almachtige zodat wij niet riskeren Gods naam ijdel te gebruiken.

Psalm 10

  1. Waarom Hashem staat U van verre? [Waarom] verbergt U zich in tijden van nood?
  2. In de arrogantie van de goddeloze achtervolgt hij de armen, die gevangen waren in de boze plannen die hij beraamde.
  3. De goddeloze roemt over het verlangen van zijn ziel en de woekeraar zegent zichzelf en handelt zonder respect jegens Hashem.
  4. De goddeloze in zijn hooghartigheid [denkt]: Hij vraagt geen rekenschap. Al zijn gedachten zijn: er is geen Elokim.
  5. Zijn wegen zijn ten alle tijde voorspoedig, uw rechtsgedingen zijn hem te hoog, hij blaast tegen al zijn vijanden.
  6. En hij zegt in zijn hart: ik zal niet struikelen, ik die van geslacht tot geslacht niet in tegenspoed zal zijn.
  7. Zijn mond is vol van vloek, bedrog en verdrukking, onder zijn tong zijn onheil en ongerechtigheid.
  8. Hij ligt in een hinderlaag bij de nederzettingen, in het verborgene brengt hij de onschuldige om, zijn ogen loeren op de hulpeloze.
  9. Hij ligt in een hinderlaag, als een leeuw in de struiken, om de arme te beroven. Hij berooft de arme om hem in zijn net te trekken.
  10. Hij bukt zich en duikt ineen en de armen vallen door zijn kracht.
  11. Hij zegt in zijn hart Elokim vergeet het, Hij heeft zijn aangezicht verborgen, Hij ziet het nooit.
  12. Sta op Hashem, Elokim hef uw hand op: vergeet de armen niet.
  13. Waarom lastert de goddeloze Elokim en zegt in zijn hart U vraagt geen rekenschap.
  14. U ziet het, want U aanschouwt ellende en verdriet om het in uw hand te leggen, op U verlaat zich de arme, U zult de helper van de wees zijn.
  15. Breek de arm van de goddeloze en de boze, U zult zijn goddeloosheid zoeken en het niet meer vinden.
  16. Hashem is koning van eeuwigheid tot eeuwigheid. De natiën zijn vergaan uit zijn land.
  17. De begeerte van de armen hebt U gehoord Hashem, U leidt hun hart en uw oor merkt op,
  18. om recht te doen de wees en de verdrukte en dat hij niet meer doorgaat een aards sterveling schrik aan te jagen.

Psalm 11

  1. Voor de dirigent, van David; bij Hashem schuil ik. Hoe zeiden jullie tot mijn ziel: vlucht als een vogel naar jullie berg.
  2. Want zie de goddelozen spannen de boog en leggen de pijl aan op de pees van de boog om in het donker op de oprechten van hart te schieten.
  3. Want de grondslagen zijn vernietigd. Wat kan de rechtvaardige nog doen?
  4. Hashem is in zijn Heilige Tempel. De troon van Hashem is in de hemel. Zijn ogen zien, zijn blikken toetsen de mensenkinderen.
  5. Hashem toetst de rechtvaardige, maar de goddeloze en de liefhebber van geweld haat Hij.
  6. Hij laat het regenen op de goddelozen, kolen, vuur en zwavel en schroeiende wind is een deel van hun beker.
  7. Hashem is rechtvaardig. Hij heeft gerechtigheid lief, wiens aangezichten rechtschapenheid zullen aanschouwen.

Psalm 12

  1. Voor de dirigent op het achtsnarig instrument, een psalm van David.
  2. Help Hashem, want er is geen vrome meer, de gelovigen onder de mensenkinderen zijn verdwenen.
  3. Ze spreken onwaarheid met elkaar, met gladde tong, zij spreken dubbelhartig.
  4. Hashem verdelg alle gladde lippen, de tong die grootspraak spreekt.
  5. Zij die zeggen met onze tong zijn wij sterk, onze lippen zijn met ons. Wie is heer over ons?
  6. Om de onderdrukking van de ellendigen, om het kreunen van de armen, zal Ik nu opstaan zegt Hashem. Ik zal verlossen, die daarnaar smacht.
  7. De woorden van Hashem zijn zuivere woorden, gedegen zilver in een smeltoven in de aarde, zevenvoudig gelouterd.
  8. U, Hashem zult ons voor eeuwig voor dit geslacht behoeden en beschermen.
  9. De goddelozen draven rond terwijl snoodheid bij de mensenkinderen de kop op steekt.

Psalm 13

  1. Voor de dirigent een psalm van David.
  2. Hoelang Hashem zult U mij voor altijd vergeten? Hoelang zult U uw aangezicht voor mij verbergen?
  3. Hoelang zal ik plannen koesteren in mijn ziel en bezorgdheid in mijn hart bij dag, hoelang zal mijn vijand zich over mij verheffen?
  4. Zie, antwoord mij Hashem, mijn Elokim, verlicht mijn ogen, zodat ik niet inslaap ten dode.
  5. Zodat mijn vijand niet zal zeggen ik heb hem vernietigd, en mijn tegenstanders zich verheugen wanneer ik struikel.
  6. Ik vertrouw op uw barmhartigheid, mijn hart verheugt zich in uw verlossing. Ik zal zingen van Hashem want Hij heeft mij welgedaan.

Psalm 14

  1. Voor de dirigent van David. Een dwaas zegt in zijn hart er is geen Elokim, zij zijn corrupt, hun daden zijn afschuwelijk, niemand doet goed.
  2. Hashem ziet neer uit de hemel op de mensenkinderen om te zien of er een verstandig mens bestaat die Elokim zoekt.
  3. Allen zijn afgeweken, allen tezamen zijn verdorven, niemand doet goed, niemand zelfs niet één.
  4. Hebben zij dan geen kennis al die werkers van het kwaad, die mijn volk eten als aten zij brood? Hashem roepen zij niet aan.
  5. Daar beven zij van schrik, want Elokim is met het rechtvaardige geslacht.
  6. Het plan van de ellendige kunnen jullie wel beschamen, maar Hashem is zijn schuilplaats.
  7. Och dat de verlossing van Israël uit Sion mag komen, wanneer Hashem een keer brengt in het lot van zijn volk, dan zal Jacob vrolijk zijn en Israël zich verheugen.

Psalm 15

  1. Een psalm van David. Hashem wie mag verblijven in uw tent en wie mag wonen op uw heilige berg?
  2. Hij die onberispelijk wandelt en doet wat recht is en waarheid spreekt in zijn hart.
  3. Hij die niet lastert met zijn tong, die zijn metgezel geen kwaad doet en geen smaad op zijn naaste laadt.
  4. In wiens ogen de verwerpelijke veracht is, maar eert die Hashem vrezen, en zweert hij tot zijn schade, hij verandert het niet,
  5. die zijn geld niet geeft op rente, geen smeergeld neemt tegen de onschuldige. Hij die dat doet zal voor eeuwig niet struikelen.

Psalm 16

  1. Een michtam van David. Bescherm mij Elokim, want bij U schuil ik.
  2. Jij hebt tot Hashem gezegd, U bent Hashem, ik heb geen goed buiten U.
  3. Wat betreft de heiligen die in de lande zijn en de machtigen in wie al mijn vreugde is;
  4. moge het verdriet toenemen van hen die achter andere [goden] aanrennen; ik zal hun plengoffers van bloed niet uitgieten, noch zal ik hun namen op mijn lippen nemen.
  5. Hashem is mijn toegewezen deel en mijn beker; U ondersteunt mijn lot.
  6. Mijn erfdelen vallen mij in lieflijke plaatsen, zelfs de bezittingen zijn mij aangenaam.
  7. Ik zal Hashem zegenen, die mij raad heeft gegeven, zelfs in de nachten onderwijzen mij mijn nieren.
  8. Ik plaats Hashem altijd voor mij, want [Hij is] aan mijn rechterhand. Ik zal niet struikelen.
  9. Daarom verheugt zich mijn hart en is mijn ziel blij, zelfs mijn vlees zal in veiligheid wonen.
  10. Want U zult mijn ziel niet achterlaten in het dodenrijk. U zult niet toestaan dat uw vrome het graf ziet.
  11. U doet mij het pad van het leven kennen, overvloed van vreugde in uw aanwezigheid, lieflijkheid is in uw rechterhand voor eeuwig.

Psalm 17

  1. Een gebed van David. Hashem luister naar een rechtvaardige zaak, hoor naar mijn luide smeken, luister naar mijn gebed zonder lippen van bedrog.
  2. Laat mijn oordeel uitgaan van voor uw aangezicht. Uw ogen zien wat recht is.
  3. U hebt mijn hart getoetst, U hebt [mij] 's nachts onderzocht. U hebt mij getest en vond niets. Wat ik ook denk mijn mond overtreedt niet.
  4. Vanwege de daden van mensen en naar het woord van uw lippen, wacht ik mij voor de paden van de geweldenaars;
  5. mijn voetstappen houden uw spoor, laat mijn voeten niet struikelen.
  6. Ik heb U geroepen omdat U mij zult antwoorden Elokim. Neig uw oor tot mij, luister naar mijn woord.
  7. Maak uw liefde wonderbaar terwijl U hen redt, die voor tegenstanders schuilen bij uw rechterhand.
  8. Bewaar mij als de appel van het oog en verberg mij in de schaduw van uw vleugelen,
  9. voor de goddelozen die mij overweldigd hebben, mijn doodsvijanden die mij omringen.
  10. Zij sluiten hun vette [hart] toe, zij spreken met hun mond in arrogantie.
  11. Zij omringen ons thans waar wij gaan, hun oogmerk is ons ter aarde te werpen.
  12. Hij gelijkt als een leeuw, hij verlangt hevig om in stukken te scheuren, en is als een jonge leeuw in een schuilplaats ineengedoken.
  13. Sta op Hashem, confronteer hem, dwing hem op de knieën; red met uw zwaard mijn ziel van de goddeloze,
  14. van hen die sterven door uw hand Hashem, van hen die sterven in ouderdom, wiens deel in dit leven is, wiens buik U zult vullen met uw verborgen schatten, zij zullen verzadigd zijn met zonen en wat overblijft nalaten aan hun kinderen.
  15. Ik zal in gerechtigheid uw aangezicht zien, bij het ontwaken zal ik verzadigd zijn met uw beeld.

Malben - Studiecentrum voor Noachieten uit de vier windhoeken.