Dag 15

- Elohim spreek uit Elokim is een gebruikelijke naam voor God in the Hebreeuwse Bijbel.
- Hashem betekent letterlijk: "De Naam" en is een vervangende term voor de Almachtige zodat wij niet riskeren Gods naam ijdel te gebruiken.
Psalm 77
- Voor de dirigent. Op Jedutun. Een psalm van Asaf.
- Mijn stem is tot Elokim en ik zal het uitschreeuwen; mijn stem is tot Elokim en Hij hoort opmerkzaam naar mij.
- Op de dag van mijn nood zocht ik Hashem, mijn hand is 's nachts uitgestrekt en verslapt niet, mijn ziel weigert zich te laten troosten.
- Denk ik aan Elokim, dan kreun ik; ben ik bezorgd dan bezwijmt mijn geest. sela
- U houdt mijn ogen open, ik ben verontrust en kan niet spreken.
- Ik denk na over de dagen van ouds, over de jaren van weleer;
- ik herinner mij mijn snarenspel in de nacht, ik sprak in mijn hart en mijn geest zocht.
- Zal Hashem voor eeuwig verwerpen en zal Hij niet voortgaan met nog welgevallen te hebben?
- Is zijn barmhartigheid voor eeuwig geëindigd, heeft de belofte een einde genomen van geslacht tot geslacht?
- Is Elokim vergeten genadig te zijn, of sluit Hij zijn barmhartigheid in toorn toe? sela
- Ik zei: het maakt mij ziek, dat de rechterhand van de Allerhoogste verandert.
- Ik herinner mij de daden van Hashem, wanneer ik denk aan uw wonderen van ouds.
- Ik denk na over al uw werken en ik zal spreken over uw daden.
- Elokim, in heiligheid is uw weg; wie is een god zo groot als Elokim?
- U bent de Elokim, die wonderen doet, U maakt uw macht bekend aan de volkeren.
- U hebt uw volk verlost met uw machtige arm, de zonen van Jakob en Jozef. sela
- De wateren zagen U, Elokim, de wateren zagen U en beefden, zelfs de waterdiepten beefden.
- De wolken goten water uit, de hemelen lieten donder horen, zelfs uw pijlen gingen rond.
- Het geluid van uw donder was als een rollend rad, bliksemen verlichtten de wereld, de aarde beefde en schudde.
- In de zee was uw weg, uw pad was in grote wateren, uw voetsporen werden niet gekend.
- U leidde uw volk als een kudde door de hand van Moshe en Aaron.
Psalm 78
- Een maskil van Asaf. Hoor mijn volk naar mijn leer, neig jullie oren naar de woorden van mijn mond;
- ik zal mijn mond openen met een spreuk, ik zal de raadsels van ouds verkondigen,
- die wij gehoord hebben en kennen, en onze vaderen ons hebben verteld,
- die wij niet verborgen willen houden voor hun zonen; wij willen vertellen aan het volgende geslacht de lof van Hashem, zijn macht en zijn wonderen die Hij gedaan heeft.
- Hij richtte een getuigenis op in Jacob en stelde een Tora in Israël, die Hij gebood aan onze vaderen om aan hun zonen te leren,
- opdat het nageslacht die zou kennen, en de kinderen die geboren zouden worden, dat zij zouden opstaan om ze aan hun kinderen te vertellen:
- opdat zij hun vertrouwen stellen op Elokim en zij niet de werken van Elokim vergeten en zijn geboden onderhouden;
- en niet worden als hun vaderen, een hardnekkig en opstandig geslacht, een geslacht onstandvastig van hart en wiens geest niet trouw was aan Elokim.
- De zonen van Efraïm, die zich bewapenden met bogen. Keerden om ten dage van de strijd.
- Zij hielden zich niet aan het verbond van Elokim en weigerden te gaan in zijn Tora,
- en zij vergaten zijn werken en wonderen, die Hij hen had laten zien.
- In tegenwoordigheid van hun vaderen deed Hij wonderen in het land Egypte, in het veld van Zoan.
- Hij spleet de zee, Hij deed hen erdoor trekken, Hij stelde het water op als een muur,
- Hij leidde hen met een wolk overdag en heel de nacht met een vurig licht;
- Hij spleet rotsen in de woestijn en Hij drenkte hen als uit diepten in overvloed;
- Hij liet beken vloeien uit een rots en liet water neerstromen als rivieren.
- En zij gingen nog voort tegen Hem te zondigen en rebelleerden tegen de Allerhoogste in de woestijn;
- en in hun hart testten zij Elokim, door naar eten te vragen naar hun begeerte;
- zij spraken tot Elokim, en zeiden: “kan Elokim een tafel bereiden in de woestijn?”
- Zie, Hij heeft de rots geslagen en water vloeide en beken stroomden. Kan Hij ook brood geven en vlees bereiden voor zijn volk?
- Toen Hij dat hoorde, werd Hashem woedend, en Hij ontstak een vuur in Jacob en ook verhief zich toorn over Israël,
- want zij geloofden niet in Elokim en zij vertrouwden niet op zijn verlossing.
- En hij gebood de wolken daarboven en opende de deuren van de hemel;
- en Hij regende manna op hen om te eten en gaf hen hemelkoren;
- brood der engelen at ieder, Hij zond hen voedsel ter verzadiging.
- Hij deed een oostenwind opsteken onder de hemel en door zijn kracht voerde Hij een zuidenwind aan;
- en Hij deed vlees als stof op hen regenen en gevleugeld gevogelte als het zand der zeeën;
- en het viel in het midden van hun leger, rondom zijn woning.
- En zij aten en werden meer dan verzadigd en Hij bracht hen wat ze begeerden.
- En zij waren niet afkerig van hun begeerte, het voedsel was nog in hun mond -
- toen kwam de woede van Elokim over hen en Hij doodde de voornaamsten onder hen en velde de jongemannen van Israël neer.
- Ondanks dit alles zondigden zij verder en geloofden niet in zijn wonderen.
- Toen deed Hij hun dagen eindigen in nietigheid en hun jaren in verschrikking.
- Als hij hen doodde, vroegen zij naar Hem, keerden terug en zochten Elokim,
- en herinnerden zij zich, dat Elokim hun rots was en Elokim, de Allerhoogste, hun verlosser.
- Met de mond bedrogen zij Hem en met hun tong belogen zij Hem;
- en hun hart was niet standvastig bij Hem en zij geloofden niet in zijn verbond.
- En Hij was barmhartig en verzoende hun ongerechtigheid en richtte hen niet te gronde; en menigmaal wendde Hij zijn woede af en wekte niet al zijn gramschap op;
- en Hij herinnerde zich dat zij vlees waren, een ademtocht, die vervliegt en niet weerkeert.
- Hoe vaak waren zij weerspannig tegen Hem in de woestijn en deden zij Hem verdriet in de wildernis?
- En zij verzochten Elokim keer op keer en griefden de Heilige Israëls.
- En zij herinnerden zich niet zijn hand op de dag, dat Hij hen verloste van de verdrukker;
- die in Egypte zijn tekenen plaatste en zijn wonderen in het veld van Zoan.
- En Hij veranderde hun rivier de Nijl en hun beken in bloed, zodat ze niet konden drinken.
- Hij zond hen een zwerm schadelijke insecten, die hen verteerden en kikkers, die hen verdierven;
- en Hij gaf hun gewas aan de sprinkhaan en hun opbrengst aan de woestijnsprinkhaan.
- Hij verdierf hun wijnstok door hagel en hun vijgenbomen door vurige hagelstenen;
- Hij gaf hun vee over aan de hagel en hun kudden aan de bliksemschichten.
- Hij zond op hen laaiende toorn, woede, wraak en verwarring, een schare verderfengelen.
- Hij maakte een pad voor zijn woede en Hij behoedde hun zielen niet voor de dood en gaf hun leven over aan de pest.
- Hij sloeg al de eerstgeborenen van Egypte, de eerstelingen van hun kracht in de tenten van Cham.
- Maar Hij leidde zijn volk uit als schapen en voerde hen weg als een kudde door de woestijn.
- En Hij leidde hen veilig en zij vreesden niet want de zee had hun vijanden bedekt.
- En Hij bracht hen naar zijn heilig gebied, de berg, die zijn rechterhand had verworven;
- Hij verdreef voor hen de volkeren, mat hen die toe als erfelijk bezit en liet Israëls stammen in hun tenten wonen.
- En zij beproefden Elokim en waren weerspanning tegen Hem, de Allerhoogste en zijn getuigenissen bewaarden zij niet;
- en zij werden ontrouw jegens Hem en zij waren afvallig net als hun vaderen; en zij veranderden als een bedrieglijke boog,
- en zij vertoornden Hem met hun hoogten en met hun afgoden maakten zij Hem jaloers.
- En toen Elokim dat hoorde, werd Hij toornig en verachtte Hij Israël zeer,
- en verliet de tabernakel in Silo, de tent waarin Hij onder de mensen woonde;
- en Hij zette zijn sterkte in gevangenschap en zijn heerlijkheid in de hand van de onderdrukkers.
- Hij leverde zijn volk over aan het zwaard en werd vertoornd over zijn erfdeel;
- zijn jonge mannen werden verteerd door het vuur en zijn maagden werden niet bezongen;
- zijn priesters vielen door het zwaard, en zijn weduwen weenden niet.
- En Hashem ontwaakte als één die sliep, als een held, overmand door de wijn;
- Hij sloeg zijn tegenstanders van achteren, eeuwig durende schande deed Hij hen aan.
- En Hij verachtte de tent van Jozef en de stam van Ephraim verkoos Hij niet.
- Maar Hij verkoos de stam Juda, de berg Sion, die Hij liefheeft;
- en Hij bouwde zijn heiligdom als [hemelse] hoogten, evenals de aarde, die Hij voor eeuwig grondvestte.
- En Hij verkoos David, zijn knecht en nam hem weg van de schaapskooien;
- van achter de zogende schapen bracht Hij hem, om Jakob, zijn volk en Israël zijn erfdeel te weiden.
- En hij weidde hen naar de oprechtheid van zijn hart en leidde hen met kundige hand.