Tsav notendop
Leviticus 6:1 - 8:36
Tzav betekent gebieden en dat is het wezen van deze parasja. God vertelt Mozes dat hij Aäron en zijn zonen voorschriften moet geven, hoe zij hun werk moeten doen met betrekking tot de offers (die we bespraken in de vorige parasja, Wajikra).
Er moet constant een vuur branden op het altaar; het is de verantwoordelijkheid van de Kohen om ervoor te zorgen dat het nooit meer dooft. De Kohen moet elke ochtend de as van het altaar verwijderen.
De eerste dag dat een Kohen dienst doet, brengt hij een mincha offer (van meel en olie) en de Kohen Gadol (Hoge Priester) brengt elke dag een mincha offer.
Delen van bepaalde offers worden door de priesters gegeten, maar ze moeten dit op de juiste tijd doen en er mag niets overblijven.
De wetten van de offers die in Wajikra werden uitgelegd worden hier herhaald, deze keer om de Kohen te vertellen wat hij moet doen.
De parasja vertelt ons nu hoe Mozes, Aäron en zijn zonen als priesters inwijdt, zoals God hem dat vertelde in parasja Tetsaweh. Eerst trekt Mozes Aäron zijn speciale kleding aan, en vervolgens giet hij speciale zalfolie uit op het altaar en op Aaron. Daarna trok hij de zonen van Aäron hun kleding aan. En vervolgens brachten Aaron en zijn zonen een stier als offer op het altaar.
Daarna aten Aaron en zijn zonen het vlees van het offer en bleven zij gedurende zeven dagen in de Tabernakel.
Bron: Tzav-Roundup