De profetenlezing voor parasja Wajeetse
Hosea 11:7-12:14.
De profetenlezing van deze week vermeldt de vlucht van Jacob van zijn huis naar het "veld van Haran", een episode die in de parasja van deze week wordt verteld.
De profetenlezing begint met de berisping van de profeet Hosea aan het adres van het Joodse volk vanwege het verzaken van God. Toch verzekert Hosea het volk dat God hen niet in de steek zal laten: "Hoe kan ik u prijsgeven Ephraim, en je uit leveren. Ik zal mijn brandende toorn niet ten uitvoer brengen, ik zal niet terugkeren naar Efraïm om het te vernietigen."
De profeet bespreekt de wandaden van het noordelijke koninkrijk van Israël, en de toekomstige degeneratie van het Koninkrijk Judea. Hij zet hun gedrag tegenover dat van hun voorvader Jakob, die trouw was aan God en zegevierde over zijn vijanden, zowel mensen als een engel.
De profetenlezing maakt ook melding van de inzameling van de ballingen, die zal plaatsvinden tijdens de definitieve verlossing: "Zij zullen bevende komen als een vogel uit Egypte, en als een duif uit het land Assyrië, dan doe Ik hen wonen in hun huizen, spreekt de Hashem."
Bron: Haftorah in a Nutshell