Een vreemde Seder
Gepubliceerd en auteursrechtelijk beschermd door Kehot Publication Society
Het was kort voor Pesach. De binnenplaats van Rabbi Baruch vulde zich snel met zijn trouwe leerlingen en bewonderaars, die van verre kwamen om de Pesach met hun geliefde Rebbe door te brengen.
Rabbi Baruch zelf was rusteloos. Het huis was perfect gereed. Zelf had hij wekenlang niet alleen naar zuurdesem, in alle hoeken en gaten van het huis gezocht, maar had ook bij zichzelf, in zijn ziel, gezocht naar het "zuurdesem" van mogelijke zonden of wangedrag.
Maar er was iets anders mis, hij kon het voelen, hoewel hij zich verheugde op de komst van zijn goede vrienden en volgelingen.
Er ging geen ogenblik voorbij of hij moest wel één van zijn chassidim begroeten. Zij kwamen van verre en lieten hun gezin achter om met hem de seder te vieren. Want de seder avonden waren een spannende leerervaring voor de volgelingen van Rabbi Baruch.
Plotseling, slechts twee nachten voor Pesach, kwam er een oproep voor hem om de veiligheid en de rust van zijn huis te verlaten en een opdracht uit te voeren.
Ergens, dichtbij of veraf, moest hij iets vervullen. En Rabbi Baruch was niet meer te houden. Zijn familie en de Chassidim wisten dat het geen zin had om hierover met hem te argumenteren. De volgende ochtend stond Rabbi Baruch vroeg op en pakte wijn, matzot en andere benodigdheden voor de seder in.
Hij begon zijn reis naar het onbekende, terwijl zijn verbijsterde en teleurgestelde Chassidim hem node zagen vertrekken.
Op één of andere manier, hoopten ze, en Rabbi Baruch hoopte het met hen, dat zijn missie van korte duur zou zijn en hem in staat zou stellen om terug te keren voor de eerste seder.
Maar de dag ging voorbij. De wind was sterk, en de sneeuw hoopte zich op terwijl de wagen mijl na mijl aflegde op de gladde weg. Terwijl ze naar het oosten reisden, koos het paard zelf de weg wanneer ze bij een kruispunt kwamen.
Toen de nacht viel, was er nergens een huis te bekennen. Het weer werd ondraaglijk; ijs en sneeuw hechtte zich aan paard en mens. Rabbi Baruch, diep in gedachten en gebed verzonken, merkte en voelde niets.
Maar uiteindelijk richtte de koetsier zich tot hem toe en zei: "Ik ben bang, Rebbe, dat we niet verder kunnen. We moeten hier blijven in het midden van het bos. De ijzige wind en sneeuw zijn te sterk, en mijn paard kan het niet veel langer volhouden. Laten we proberen om de rest van de nacht hier door te brengen."
Rabbi Baruch en de koetsier maakten zo goed mogelijk hun slaapplaats gereed. Ze gooiden een zware deken over het paard en bereidden zich voor om op deze eenzame plek, ver van het comfort van het huis van Rabbi Baruch, de nacht door te brengen. De storm nam steeds meer in kracht toe.
De wind huilde en de aarde leek te schudden onder de aanval van de elementen. Plotseling was er een angstaanjagend gebrul in de verte. De grond trilde, en het paard rukte zich los en rende in angst weg.
De koetsier schreeuwde. "We moeten hem achterna en vangen, of anders zullen we de Yom Tov hier in deze vreselijke woestenij door moeten brengen!" Hij nam uit de wagen, lamp en zweep en Rabbi Baruch stopte de kleine pakjes met proviand voor de seder in zijn jaszakken en ze gingen op weg om het paard te zoeken.
De storm luwde niet. Sneeuw, ijs en de huilende wind maakten hun poging om het paard te volgen steeds moeilijker, totdat ze het op wilden geven om weer terug te keren naar de wagen. Maar ook dat bleek nu onmogelijk.
Plotseling wees de koetsier in de richting waarheen het paard was weggerend. Een klein licht scheen in de verte, en bewoog heftig heen en weer. En dan was er weer ondergronds gerommel, en het licht was verdwenen. Rabbi Baruch meende dat hij menselijke stemmen had horen roepen.
En hoewel het van ver kwam en een erg zacht geluid was, leek het veel erger dan welke kreet ook, die hij ooit had gehoord.
"We moeten er naartoe gaan om te zien wat er is gebeurd," zei hij. Ondanks de protesten van de koetsier, die bang was door de ongewone gebeurtenissen en uitgeput was door de strijd tegen de elementen, ploeterden ze stap voor stap door de sneeuw. Plotseling hoorden ze de kreet weer, sterker dan voorheen en nog steeds angstaanjagend.
"Sneller, sneller," drong Rabbi Baruch aan. "Iemand heeft daar onze hulp nodig."
Na een lange en moeizame strijd kwamen ze eindelijk dicht genoeg bij om te zien dat er een groot gat in de grond was geslagen als door de hand van een reus. "Er moet een aardbeving in de mijnen, die eindigen onder het bos, zijn geweest." Deze keer hoorde zelfs de koetsier vol afschuw, de stem die uit de diepte kwam.
"We moeten proberen om naar beneden te gaan, ongeacht het risico."
Tevergeefs wees de koetsier op de onmogelijkheid om langs de steile, gekartelde rand naar beneden te gaan. Glijdend, rollend van rots naar rots, zich wanhopig vastklampend aan de wortels van bomen die afgebroken waren als lucifers, gleden ze langs de helling naar beneden.
Wat ze toen zagen deed hen huiveren. De beving had een kleine nederzetting van enkele huizen, met muren, daken en balken die door elkaar lagen, verpletterd. Het ergste van alles, uit het midden van de puinhoop kwam het kermen en af en toe de wilde kreten, die hen hier hadden gebracht.
Snel nu, afgezien van het gevaar voor henzelf, baanden ze hun weg naar beneden naar het overblijfsel van de nederzetting.
De levenloze lichamen van mannen, vrouwen en kinderen bedolven onder de muren, verkruimelde daken en boomstammen negerend, richten zij al hun inspanningen erop diegenen te helpen die zij levend aantroffen, vastgepind onder zware voorwerpen, versuft, verblind, of ernstig gewond.
Hun vermoeidheid leek verdwenen te zijn, en ze voelden niet hun eigen schrammen en wonden toen zij van de ene naar de ander gingen, het bloed wegveegden en hun kleren in reepjes scheurden om het bloeden te stoppen.
De koetsier was erin geslaagd om een vuur te maken. Ze smolten sneeuw voor warm water, en hun fles whisky hielp om de pijn van de mensen te verlichten. Ze realiseerden zich al snel dat de plaats bestond uit yishuvniks, Joodse kolonisten, die hier ver van de stad woonden, aan de rand van het bos.
Degenen die in staat waren om te spreken geloofden dat de Rabbijn en de koetsier engelen waren door God gezonden in hun uur van nood.
"Wij zijn mensen zoals jij, maar het was zeker de hand van de Almachtige die ons hier heeft gebracht," vertelde Rabbi Baruch hen. Hij bleef spreken met zijn vriendelijke stem, en kalmeerde de doodsbange mensen, die op zoek waren naar hun geliefden.
Tegen het aanbreken van de morgen waren ze gereed met het verlenen van de eerste hulp. De overlevenden waren twaalf volwassenen en enkele kinderen.
Langzaam en moeizaam brachten zij ze allemaal in de kelder van één van de huizen die op wonderbaarlijke wijze vrijwel intact was gebleven, en legden ze daar neer op wat kleding, vodden of dekens die ze konden vinden.
Het was bijna avond toen het tot Rabbi Baruch en de koetsier doordrong dat dit de seder avond was. Terwijl ze probeerden om de ongelukkige slachtoffers van de ramp te helpen, hadden ze geen tijd gehad om aan iets anders te denken.
Maar ze maakten alles klaar voor de meest primitieve seder die men zich kan voorstellen. Iedereen bad samen met Rabbi Baruch, die het avondgebed woord voor woord opzegde zodat de arme yishuvniks hem konden volgen. Daarna werden de kleine pakjes voor Pesach uit de diepe jaszakken van de Rabbi gehaald en op de tafel gezet, die bestond uit een grote steen in de kelder.
De kleine lamp uit de wagen gaf een flauw licht. Maar de echte helderheid van die onvergetelijke seder kwam van Rabbi Baruch. Hoewel hij geen minuut in de afgelopen zesendertig uur had gerust, voelde hij zijn vermoeidheid niet.
De hele nacht ging hij door het ritueel van de seder, hij deelde de matzot, de wijn en de groenten met de mensen. Hij vertelde hen de prachtige verhalen van de uittocht uit Egypte, zoals zij ze nooit eerder hadden gehoord.
Zijn verhalen, voorbeelden en inspirerende gedachten deed hen al hun pijnen, zorgen en verlies vergeten. Bij zonsopgang gingen ze allemaal zo goed als ze konden op één of andere manier, in een feestelijke stemming die ze zelfs in gelukkiger tijden niet hadden gekend, slapen.
De dag van de Jom Tov en de tweede seder gingen bijna net zo vredig voorbij, hoewel de gewonden rusteloos begonnen te worden, alsof het daglicht ervoor zorgde de magie van de prachtige en inspirerende verhalen en gebeden van Rabbi Baruch te vergeten.
Plotseling hoorden ze in de verte stemmen. De samenhokkende groep wachtte enkele uren totdat uiteindelijk een groep hulpverleners de gevaarlijke afdaling langs de steile helling maakte. Zoals de koetsier al had vermoed, als nasleep van de storm had een aardbeving een aantal muren van de oude kolenmijn, waarop de kleine nederzetting gebouwd was, weggeslagen.
De redders kwamen uit een nabijgelegen dorp toen zij het doodsbange, op hol geslagen paard hadden gevonden. Ze hadden de ramp ontdekt, en brachten alles wat nodig was om de overlevenden te helpen.
Met behulp van sterke touwen, vastgemaakt aan geïmproviseerde takels, brachten de redders de gewonden op brancards naar boven. Wagens stonden boven te wachten om hen weg te brengen. Maar tot verbazing van de redders, zeiden ze allemaal dat ze liever met Rabbi Baruch wilden wachten tot de Yom Tov voorbij was en om hem daarna te volgen naar zijn stad.
Alleen de ernstig gewonden werden, op verzoek van Rabbi Baruch, meteen meegenomen.
Zo gebeurde het dat, op de eerste dag van Chol Hamoed, de tussenliggende dagen van het feest, een groep wagens opdook aan de voorkant van Rabbi Baruch zijn huis. Daar wachtten de chassidim geduldig, waren in gebed en genoten van de rust van de feestdagen, in de hoop op de snelle terugkeer van hun geliefde Rebbe.
Hoewel ze wisten dat, wanneer Rabbi Baruch op één van zijn missies ging, dit was omdat een urgente situatie zijn persoonlijke aandacht nodig had. Het verhaal dat ze van de overlevenden hadden gehoord was nog vreemder dan ze hadden verwacht.
Voor alle chassidim leek het wel een wonder dat Rabbi Baruch daar aanwezig was toen de aardbeving plaatsvond en het licht vanuit de verte zag en de stemmen had gehoord.
De verhalen van de ongebruikelijke seder nachten in de kelder waren een bron van grote voldoening en een gedeeltelijke beloning voor hun eigen teleurstelling dat zij de Yom Tov moesten doorbrengen zonder hun Rebbe.
Nu was de rest van Pesach vervuld met vreugde en blijdschap, zelfs meer nog dan gewoonlijk, in het huis van Rabbi Baruch waar elke Jom Tov een onvergetelijke ervaring was.
Door Gershon Kranzler. Bron: A Strange Seder